Sinds ruim een decenia waait er op het Internet een frisse wind, eentje die met veel passie wordt ondersteund door de Internetgemeenschap: open source.
Waar grote bedrijven elkaar de tent uitvechten om het eigendom van patenten lijkt de internetgemeenschap een stuk toegankelijker wanneer het gaat om ‘delen’. Open source is een model dat wordt omarmd door grote nieuwe technologiepartijen als Google en Facebook, maar ook door de meer traditioneel ingestelde IT-ers, zoals IBM en Oracle.
Open source software is er in allerlei soorten, maten en vormen, maar het belangrijkste kenmerk is dat open source toegankelijk is. Die toegankelijkheid kan zich uiten in gratis verspreiding, een licentie die het toestaat de software te veranderen of een grote community die ook de kracht heeft om de software vrij te veranderen.
Bekendste open source voorbeeld van software is wel Linux. Het gratis besturingssysteem van Linus Torvalds is een ontwikkeling op Unix, en is al enkele decennia het meestgebruikte platform voor onder meer server technologie. Ruwweg 90 van het Internet draait op Linux-gebaseerde computers. Eén van de populaire distributies van de laatste jaren is Ubuntu, dat Zuid-Afrikaans is en ‘Open’ betekent. Deze software probeert – behalve de altijd belangrijke servermarkt – ook een stukje van de desktopmarkt in handen te krijgen. Dit werkt goed, Ubuntu is op dit moment bij versie 12 en biedt al jarenlang een stabiel, mooi en gebruiksvriendelijk systeem met bescheiden eisen en een prijskaartje van €0,-. Kosten voor het overstappen naar Ubuntu zitten hem vooral in het wennen aan de nieuwe gebruiksomgeving, en het wennen aan nieuwe software. Zo is er bijvoorbeeld geen Microsoft Office beschikbaar voor Linux maar zijn er wel redelijke vervangers. Dit is tevens éeén van de redenen dat de overheid open source af en toe eens op de agenda zet (goedkoop!) maar er net zo snel weer afhaalt als het blijkt dat het omscholen van personeel, en het vernieuwen van softwarelicenties toch ook geld kost.
Ander populair open source platform is WordPress. Ooit gestart door Matt Mullenweg die een blogsysteem wou bouwen dat gebruiksvriendelijk was is WordPress inmiddels uitgegroeid tot volwaardig CMS met volwassen functionaliteit. Zo volwassen dat WordPress als content management systeem op meer dan 10% van alle websites wereldwijd draait.
De WordPress community is een levendige: door de toegankelijke programmeertaal en structuur is het voor veel programmeurs en designers eenvoudig gebleken om extensies of nieuwe designs aan het systeem toe te voegen. Programmeurs die populaire extensies in de plugin database hebben worden veelgevraagde consultants of WordPress developers. Dit heeft niet alleen maar voordelen: een plugin onderhouden kost tijd: niet alleen moet er worden geprogrammeerd, maar bij iedere nieuwe versie van WordPress moet er worden gecontroleerd of de plugin nog werkt en door de grote gebruikersgroep komen er specifieke problemen aan het licht.
Veel organisaties zouden een moord doen om dezelfde eigenschappen te krijgen als een open source project: een grote enthousiaste gebruikersgroep, veel support- en documentatie door de gebruikers zelf geschreven, en korte releases: problemen worden vaak snel opgelost. Helaas is het veel partijen niet gegeven hierover na te denken, en dat is zonde.
Waarom en wanneer ga je aan de slag met open source? Dat verschilt. Het kan een hobbyproject zijn waar je zelf geen zakelijk belang in hebt, zoals Mullenweg deed met WordPress: hij bouwde blogsoftware en vond dat deze net zo goed openbaar kon zijn. Idem voor Torvalds en Linux: hij vond zijn systeem simpelweg het allerbeste en wou dit wereldkundig maken.
Beide voorbeelden hebben overigens uiteindelijk toch zakelijk succes gekregen: Mullenweg begon met WordPress.com een succesvol hosted blogging community en starte daarna een venture capital firm Audrey Capital. Torvalds.
Phusion Passenger
Laten we eens kijken naar een voorbeeld. Hoe ga je nu slim met de voordelen van open source om, zonder dat je alles ‘vrij’ weggeeft? Het bedrijf Phusion heeft daar een antwoord op. Phusion maakt software genaamd Passenger die je als developer gratis kunt gebruiken om je webapplicatie met een paar simpele commando’s online te krijgen. Phusion biedt de software aan als betaalde variant (vanaf $99,- per maand ) maar biedt ook een open source variant die de hele developerscommunity gebruikt. Op deze manier krijgen ze credits voor hun werk, worden ze veelgebruikt maar verdienen ze ook geld aan licenties voor bedrijven die vragen om ondersteuning en support.
Zonder deze open-source variant was Passenger zeer waarschijnlijk nooit zo populair geworden, ook omdat developers vaak zoeken naar (open) alternatieven die hun leven sneller, en eenvoudiger maken. Via bijvoorbeeld Stackoverflow worden veel vragen gesteld over Passenger, een ideale gelegenheid voor het bedrijf om ook continue te werken aan verbetering en innovatie. Met een betaald product was de gebruikersgroep zeer waarschijnlijk een stuk kleiner, en hierdoor komen bugs en problemen minder snel aan het licht. En wanneer ze wel aan het licht komen gebeurt dit direct bij betalende klanten: extra vervelend. Kortom: open source laat ze:
– Snel naar een grote- en kritische gebruikersgroep opschalen
– Veel feedback verzamelen uit deze gebruikersgroep en
– sneller ontwikkelen vanuit een build-meassure-learn principe
Daarbij komt dat zelfstandige ontwikkelaars die vertrouwd raken met het product wellicht in een grotere setting (voor een grote klant) zullen kiezen voor Phusion omdat ze hier meer ervaring mee hebben. Dit is overigens wel weer het reële gevaar: wanneer je bekend bent met de gratis varianten moet het wel duidelijk blijken waar een betaalde- dienst zich dan precies in onderscheid. In het geval van Phusion is dit de kernwaarde service & support maar gebruikers die erg vertrouwd zijn met hun software zullen dit niet altijd nodig hebben. Daarom komt bijvoorbeeld Ubuntu desktop tegenwoordig met een (betaalde) clouddienst om ook te kapitaliseren op de toennemende vraag voor clouddiensten op de zakelijke markt: dit is een reële propositie die ook op een geloofwaardige manier waarde toevoegt aan de open source software.
Het optuigen van zo’n business model is nog een hele klus, en in een vervolgartikel bespreek ik hoe Envato dit heeft gedaan rondom extensies van populaire open source software.